afb. Jan-Clemens Lampe
We komen het pand nu binnen via de Sint-Jorisstraat. In het verleden was dat anders en konden bezoekers ook via de Spinhuiswal binnenkomen. Zo luidt ook het adres van het pand op de Rijksmonumentenlijst dat we vandaag achter de voorgevel gaan bekijken: Spinhuiswal 1. Uit het begin van de zestiende eeuw dateert dit monument, dat gebouwd werd in opdracht van Petrus Was van de Abdij Sint-Geertruy uit Leuven. Het diende om in de roerige tijden onderdak te kunnen verschaffen aan de kloosterlingen van de abdij als de gelderse legeraanvoerder Maarten van Rossum het Brabantse platteland onveilig maakte. Zo kenden méér kloosters van dergelijke refugiehuizen in onze stad. Na 1629 moesten vele kloosterlingen de stad verlaten en werd hun bezit geconfisceerd. Dat gebeurde niet met dit refugiehuis, omdat de stad Leuven inmiddels in 'het buitenland' lag en niet tot de Republiek behoorde. Pas anderhalve eeuw later, op 11 augustus 1767, verkocht de abdij hun eigendom aan mr. Hendrik Albert van Adrichem en aan Gerard van Luynen. Het was toen kennelijk in tweeën verdeeld, want het werd omschreven als 'huys, hof en stal en open plaats' en het ernaast gelegen 'huys en erve'. Dit laatste brandde in 1794, tijdens het beleg door de Fransen, na een bombardement af en daarom werd het bij de verkoop drie jaar later omschreven als 'een romp van een huis met zijn erf, zijnde in den jare 1794 grotendeel afgebrand'. In de negentiende eeuw waren in het voormalige refugiehuis en het ernaast gelegen pand het kantoor en de magazijnen van de firma Lutkie en Cranenburg gevestigd. Ernaast lag de drukkerij. Het was een 'fabriek van gekleurd, gemarmerd, gebloemd en geglansd papier', er werden later speelkaarten vervaardigd, opbergmappen, kantoorportefeuilles, agenda's en albums. Hun papier was zeer bekend en behaalde prijzen op landelijke tentoonstellingen van nijverheid. Het was trouwens de enige fabriek in ons land die dit produkt maakte! De drukkerij werd afgebroken bij de aanleg van de Prins Bernhardstraat en de doorbraak naar de wal. Het refugiehuis werd gerestaureerd en er kwam een afdeling van het ministerie van Justitie in (omdat het paleis van justitie in 1944 was verbrand). Het voormalige refugiehuis kwam hierna in eigendom van de gemeente, echter op voorwaarde dat het stadsarchief in het pand zou worden ondergebracht. Dit werd door de gemeenteraad toegezegd, maar 'tijdelijk' zou de zojuist opgerichte Sociale Dienst er onderdak krijgen. Toen deze vertrok naar nieuwbouw aan de Kruisstraat kreeg De Artistieke Schuit huisvesting in het zestiende eeuwse monument. Vele amateur-schilders en -beeldhouwers beoefenden er onder deskundige leiding jarenlang hun hobby, tot zij op hun beurt vertrokken naar het Jeroen Boschhuis, om er samen met de muziekschool huisvesting te vinden. Het refugiehuis van Sint Geertrui kreeg andere gebruikers. De Open Universiteit werd de nieuwe huurder. Daarmee heeft 's-Hertogenbosch toch een echte universiteit binnen haar gemeentegrenzen! Momenteel wordt er in het Amsterdamse Rijksmuseum een tentoonstelling gehouden over 'Sierpapier'. Zouden daar ook produkten van anderhalve eeuw geleden van Lutkie en Cranenburg te bewonderen zijn? Want in |
Het op de hoek van de Spinhuiswal en de Sint-Jorisstraat gelegen pand is het voormalige refugiehuis van de abdij Sint-Geertrui te Leuven. Gebouwd door abt Petrus Was. Een refugiehuis was een plaats waar kloosterlingen van buiten ’s-Hertogenbosch in roerige tijden een veilig toevluchtsoord hadden. Vooral tijdens de Gelderse Oorlogen (ca. 1500-1543) werden deze refugiehuizen gebouwd. Ook op doorreis en bij het zaken doen in de stad hadden monniken een tehuis om te overnachten en maaltijden te gebruiken. In 1767 werd het gebouw verkocht.HistoriserendHet gebouw ziet er met zijn trapgevels, traptoren en natuurstenen kruiskozijnen weliswaar als een kompleet 16de-eeuws huis uit, maar de restauratie uit de beginjaren veertig van de vorige eeuw is nogal historiserend uitgevoerd. Het is bekend dat het gebouw tijdens de belegeringen door de Fransen in 1794 in brand is geschoten. De bronnen spreken elkaar echter enigszins tegen. Een natuurstenen gevelsteen met het wapen van de abt van Sint Geertrui, die ter plaatse van de Spinhuiswal in 1871 werd gevonden, doet vermoeden dat het gebouw wel grotendeels verwoest is. Een onderzoek in het pand door bouwhistoricus Ad van Drunen (1994) biedt uitkomst: de 16de-eeuwse balklagen, de spiltrap en de kapconstructie hebben de brand zonder zichtbare schade doorstaan. In de zijgevel van het refugiehuis zijn enkele kanonskogels afkomstig van de belegeringen uit het begin van de 17e eeuw te zien, toen de Zuidwal hevig onder vuur heeft gelegen. Het mag een wonder heten dat dit zo kwetsbaar gesitueerde gebouw alle oorlogstijden heeft weten te doorstaan.RestauratieBij de restauratie in de jaren 1937-1941 zijn de gevels met de kruiskozijnen, luiken, ontlastingsbogen en natuurstenen waterlijsten ingrijpend, maar met veel zorg verbouwd. De inwendige constructies en de oude kelder zijn grotendeels behouden. De oude bouwelementen zijn stilistisch te dateren omstreeks 1500. Het wapen behoort aan Petrus Was, die in 1527 tot abt werd gekozen en dit tot zijn dood in 1553 bleef. Het refugiehuis kan niet veel later dan 1527 gebouwd zijn. Tegen de zuidgevel staat een veelhoekige traptoren. De oude trap was oorspronkelijk ca. 2 m hoger, hetgeen uit de nog aanwezige inkepingen is af te leiden. Mogelijk gaf de hogere trap toegang tot een ander gedeelte van het refugiehuis, dat later verdwenen is. Sinds januari 1989 is het voormalige refugiehuis een rijksmonument. | 21 |
Voormalig Refugiehuis der abdij van St.Geertrui te Leuven. Sluitgevels met steile trappen aan de korte zijden; aan de westzijde halfronde traptoren. Begin 16e eeuw. 1940-1941 gerestaureerd. |
Nos 33 en 35 Aan het einde der St. Jorisstraat stond aan dezelfde zijde als de tegenwoordige Gevangenissen het Refugiehuis der Adellijke Abdij van St. Geertruid te Leuven. Daar deze Abdij zonder eenigen twijfel eene buitenlandsehe was, zoo kon zij hier te lande na 1648 ongestoord haar refugiehuis blijven behouden. Den 11 Augustus 1767 verkocht mr Petrus Nagelmaeckers, wonende te Gorinchem, als gemachtigde van Adrianus Guielmus baron van Renesse, prelaat en andere heeren Capitularen der Adellijke Abdij van St. Geertruid te Leuven, dit huis, dat alstoen omschreven werd als volgt: a. huys, hof, stal en open plaats ten eynde van de St. Jorisstraat, ex uno, het huis van den heer Chambrier; ex alio het volgende, strekkende van de straat tot aan den Stadswal; b. huys en erve, staande ten eynde van de St. Jorisstraat, ex uno het voormelde, ex alio dat van den heer van Hanswyk, strekkende achterwaarts tot op het erf van eerstgemeld huis.
Koopers werden toen, van het sub a bedoeld huis 1) mr Hendrik Albert van Adrichem, stadhouder van den Hoogschout der stad en Meierij van den Bosch, wonende aldaar 2) en van dat sub b Gerard van Luynen, eveneens te den Bosch woonachtig; dit laatste huis brandde bij het bombardement van 1794, als gezegd, af, zooals ook nog blijkt uit eene akte van 25 Maart 1797, waarbij dat huis ten laste van genoemden van Luynen aan Theodorus Wilhelmus Prinsen, wonende te den Bosch, voor schuld werd verkocht, want daarin wordt het toch omschreven
| 410 |
als: een romp van een huis met zijn erf, zijnde in den jare 1794 grootendeels afgebrand, staande in de St. Jorisstraat tusschen het huis van den heer van Adrichem en het afgebrande huis van Samuel Hirschig en strekkende achterwaarts tegen het erf van genoemden heer van Adrichem. Thans zijn de sub a en b huizen kantoor en magazijn der firma Lutkie en Cranenburg. Toen in 1871 van het gedeelte van het Tuchthuis, dat op het erf van de Plaats Royaal gebouwd was, gemaakt werd eene bijzondere strafgevangenis, werd in den grond daarvan gevonden het wapen van Petrus Was, abt van St. Geertruid te Leuven 3); het berust thans op het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noordbrabant.
| 411 |
Noten | |
1. | In dit huis overleed de vermaarde Bossche stempelsnijder Theodorus van Berckel; hij werd van daaruit ?3 September 1808 naar de St Janskerk ten grave gedragen. |
2. | Hij werd geboren te Pernis en huwde in 1760 met Anna Maria Beusichum van der Linden, woonachtig te Leiden. |
3. | Hij stierf als pastoor van Oisterwijk 14 Februari 1553. |
Hans Boselie en Peter-Jan van der Heijden, Bossche monumenten in beeld (1975) 82, 88
J.H. van Heurn, Beschrijving der Stad 's-Hertogenbosch (2022) 97
L.H.C. Schutjes, Geschiedenis van het bisdom 's-Hertogenbosch (1876) IV. 510
Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst (1931) 193